Microcontrollers zijn kleine computers die ontworpen zijn om specifieke taken uit te voeren in elektronische projecten. Ze hebben vaak ingebouwde ingangen en uitgangen voor sensoren en actuatoren, waardoor je ze eenvoudig kunt integreren in je projecten. Belangrijke kenmerken zijn de verwerkingscapaciteit, het geheugen en de beschikbare interfaces voor communicatie met andere onderdelen.
Om een Arduino te programmeren, gebruik je de Arduino IDE, een gebruiksvriendelijke ontwikkelomgeving. Je begint met het schrijven van code in een C-achtige programmeertaal, waarbij je verschillende functies en bibliotheken kunt gebruiken. Na het schrijven van de code sluit je de Arduino aan op je computer en upload je de code, waarna je project tot leven komt!
Er zijn veel verschillende soorten sensoren die je kunt gebruiken, afhankelijk van wat je wilt meten of regelen. Voorbeelden zijn temperatuursensoren, lichtsensoren, bewegingssensoren en druksensoren. Elk type sensor heeft specifieke eigenschappen en kan een andere output geven, zoals analoge of digitale signalen, afhankelijk van het ontwerp van je project.
Analoge signalen zijn continu en kunnen een oneindig aantal waarden aannemen binnen een bepaald bereik, zoals de spanning van een sensor. Digitale signalen daarentegen hebben slechts twee toestanden: aan of uit (bijv. 1 of 0). Dit verschil is cruciaal bij het kiezen van de juiste componenten voor je project, omdat sommige toepassingen analoge signalen vereisen, terwijl anderen beter werken met digitale signalen.
Het maken van je eigen printplaat begint met het ontwerpen van het schema voor je circuit. Vervolgens gebruik je software om het PCB-ontwerp te maken, waarbij je de sporen en componenten plaatst. Nadat je het ontwerp hebt voltooid, kun je het laten fabriceren of zelf printen met behulp van verschillende technieken zoals etsen of printen met een 3D-printer.