In Janson's Geschiedenis van de Kunst komen verschillende belangrijke thema's aan bod, zoals de evolutie van artistieke stijlen, de rol van kunst in de maatschappij en de invloed van technologie op de kunstproductie. Daarnaast besteedt het boek aandacht aan iconografie en de betekenis achter kunstwerken door verschillende tijdperken heen, zoals de Renaissance en de Barok.
Volgens Janson heeft de betekenis van kunst door de tijd heen zich voortdurend ontwikkeld. Wat in de oudheid werd gezien als een middel om de goden te eren, veranderde in de Renaissance naar een expressie van individu en menselijke ervaring. Dit toont aan hoe culturele en sociale veranderingen leiden tot verschuivingen in de kunst en haar betekenis.
Janson benadrukt dat verschillende beschavingen een cruciale invloed hebben gehad op de kunstontwikkeling. Van de oude Egyptenaren die religieuze kunst creëerden tot de invloed van de islamitische kunst op de Europese kunst in de Middeleeuwen, elke cultuur heeft bijgedragen aan een rijker en diverser kunstlandschap.
Het bestuderen van kunstgeschiedenis is belangrijk volgens Janson omdat kunst ons helpt om de menselijke ervaring in al zijn facetten te begrijpen. Het biedt inzicht in culturele waarden, politieke structuren en sociale constructies door de tijd heen. Bovendien versterkt het onze waardering voor hedendaagse kunst en creativiteit.
Janson behandelt de rol van de kunstenaar als essentieel voor het begrijpen van kunstgeschiedenis. Kunstenaren zijn niet alleen creatoren; ze zijn ook reflectoren van hun tijd en cultuur. Tussen de verschillende tijdperken en stijlen laat Janson zien hoe de opvattingen over kunstenaarschap zijn veranderd, van anonieme ambachtslieden tot respectabele intellectuelen.