Molenaar, M. (M.S.C.) - Mechtild de Begijn (1932)

Molenaar, M. (M.S.C.) - Mechtild de Begijn

Hilversum, Paul Brand, 1932

Gebonden. Halflinnen. Oorspronkelijke geïllustreerde omslag, Titel op voorplat en rug
15 x 21 cm.
173 Bladzijden

GOED
Papier vergeeld

Met acht houtsneden van Renald Rats O.F.M.

In Maagdenburg krijgt de in 1212 geboren Mechtild de Begijn haar eerste mystieke ervaringen. Rond haar twintigste vestigde ze zich als begijn in Maagdenburg en bleef dit gedurende ruim veertig jaar.
Rond 1250 begon ze, op voorstel van haar biechtvader, de dominicaan Heinrich von Halle, haar mystieke ervaringen in het Middelnederduits op te tekenen. Von Halle verwerkte dit tot boeken, zes in totaal, onder de titel Ein Fliessende Licht der Gottheit (Een licht dat uitging van de Godheid).
Ze kreeg kritiek, onder meer op de synode van de dominicanen in 1261 en werd zelfs het slachtoffer van bedreigingen. Ze werd er ziek van en trok opnieuw in bij familieleden. Dat haar geschriften, waarin ze kritiek had geuit op de tijdsgeest en op de toestanden in de monastieke orden, tot discussie aanleiding gaven, deed haar besluiten om zich volledig terug te trekken. Rond 1270 trad ze in bij de cisterciënzerinnen van Helfta (Helpede), een actief centrum van mystieke literatuur. Ze leefde er nog gedurende twaalf jaar, en overleed in 1282 nadat ze nog een zevende boek aan haar mystieke ervaringen had gewijd.


Uit de Inleiding:
‘Met weinige historische gegevens zal ik proberen het verhaal van Mechtild te schrijven. Want van een geheel andere structuur dan haar jongere tijdgenote Geertruid van Helfta, en ofschoon niet heilig verklaard, is zij nochtans weer een van die mensen, waarover ik getuigen moet; waaraan ik dikwijls denk; die onmiddellijk aanwezig zijn in de innigste, de mooiste en de pijnlijkste ogenblikken van het leven; en waarvoor ik nu op deze koude, zonnige herfstdag, die zo reëel en scherp alles heeft opgesteld, mij afvraag: ‘Hoe komt zij mij zo nader? Waarom weet ik instinctief zeker, dat haar ziel mij vervoeren zal?’


Maurits George Molenaar werd op 12 december 1886 te Sneek geboren. Hij studeerde sedert 1899 aan het gymnasium te Tilburg en aan de seminaria te Arnhem en Leuven. In 1911 werd hij tot priester van de Missionarissen van het H. Hart gewijd, waarna hij in 1912 in Tilburg leraar werd.
Hij publiceerde enkele boeken: In koele schaduw (proza-schetsen, 1921), De H. Gertrudis en Geertruid van Helfta (1925), een levensbeschrijving van de H. Gertrudis. Voorts Een zeldzaam mensch (1929) over Ch. de Foucauld, en Mechtild de Begijn (1932), dat hij in delen reeds eerder in Roeping had gepubliceerd. Pater Molenaar overleed op 23 juli 1969 te Sittard.

Kosten van verzending met track & trace (Nederland: € 5, 25; België: € 8,95) ten laste van koper