Ecologische atlas van de Nederlandse weidevogels

Bieden
Ophalen
190sinds 18 apr. '24, 12:49
Deel via
of

Kenmerken

DiersoortVogels

Beschrijving

Ecologische atlas van de Nederlandse weidevogels / A.J. Beintema, O. Moedt & D. Ellinger. Haarlem, Schuyt & Co, 1995; 352 bladzijden. ISBN 9789060973912. Niet alle weidevogels zijn even populair. En niet alle weidevogels zijn evenzeer weidevogel. Bepaalde soorten worden altijd meegerekend, andere vaak niet. Over sommige weidevogels is heel veel bekend, over andere weinig. Sommige soorten krijgen altijd aandacht, andere zelden. Ook dit boek vertoont ook een grote ongelijkheid in de mate waarin weidevogelsoorten behandeld kunnen worden. Dat is een van de voornaamste redenen waarom niet is gekozen voor strakke indeling per soort, die tot een grote onevenwichtigheid geleid zou hebben. In plaats daarvan hebben we gekozen voor een meer thematische opzet, waarbij sommige hoofdstukken onderzoekresultaten behandelen die op slechts enkele soorten betrekking hebben. Ook is binnen een aantal van dergelijke thema's de onderlinge samenhang tussen de soorten zo groot, dat opsplitsing van de gegevens over soortshoofdstukken alleen maar verwarrend en storend zou zijn. Hoofdstuk 1, 'Inleiding - wat is een weidevogel?' behandelt de vraag wat nu eigenlijk weidevogels zijn en hoe de weidevogelgemeenschap zich ecologisch gezien ontwikkeld moet hebben. De begrippen 'primaire' en 'secundaire' weidevogel worden geïntroduceerd. In hoofdstuk 2, 'Signalementen van Nederlandse weidevogels', worden de soorten aan de lezer voorgesteld. Alle primaire soorten krijgen hier ongeveer evenveel aandacht, de secundaire worden minder uitvoerig aan de orde gesteld. Wat aantallen, verspreiding en trends betreft zijn hier de meest recente gegevens van SOVON opgenomen. De Nederlandse verspreidingskaartjes zijn bijgewerkt door Theo Verstrael (SOVON/CBS). De Europese kaarten zijn afkomstig uit de in voorbereiding zijnde Europese Broedvogelatlas, en zijn ter beschikking gesteld door de European Bird Census Committee (EBCC). Ward Hagemeijer (SOVON/EBCC) heeft ze in de door ons gewenste vorm gegoten. De Europese aantallen zijn afkomstig uit de gemeenschappelijke data-base van EBCC en BirdLife International, Cambridge. Hoofdstuk 3 behandelt de 'Geschiedenis van weidevogelgebieden en weidevogels'. Hier wordt een beeld geschetst hoe Oer-Holland er naar de nieuwste inzichten uitgezien moet hebben en hoe hierin via geleidelijke ontginningsprocessen boer en weidevogel hun plek hebben gevonden. Niet alleen het gebruik van de grond komt aan de orde, maar ook het gebruik dat men van de vogels zelf maakte. Hoofdstuk 4, 'Gedrag van weidevogels' is voor een deel gebaseerd op veelal ongepubliceerde waarnemingen van de schrijver en op waarnemingen en uniek filmmateriaal van Joop Brinkkemper. Het grootste deel van deze gegevens is tussen 1974 en 1994 in enkele Noordhollandse weidevogelgebieden verzameld. Dit was mogelijk dank zij de medewerking van Peter Casteleijn, Cor Crok (Vogelbescherming Nederland), Ab van Dorp, Jan van de Geld, Eric van Gerrevink, Henk de Gier, A. en G. Hoogendoorn, A. Kat, J. Kat, Staatsbosbeheer Noord-Holland, Vereniging Natuurmonumenten, en het Noordhollands Landschap. Hulp bij research is geboden door Joop Brinkkemper en Danny Ellinger. Peter Casteleijn, Martien Roos, Annelène van der Valk en Nanneke Voerman hielpen bij de verwerking. Hoofdstuk 5 en 6, 'Eieren' en 'Kuikens', zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op het weidevogelonderzoek dat heeft plaatsgevonden op het DLO-Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN, voorheen Rijksinstituut voor Natuurbeheer). De behandelde materie is over het algemeen wel eerder gepubliceerd geweest, maar dan meestal in Engelstalige vakbladen, dus niet erg toegankelijk voor het Nederlandse lezerspubliek. Aan het onderzoek dat hier gepresenteerd wordt hebben veel mensen deelgenomen, verspreid over een periode van meer dan twintig jaar. Zo zijn er nest- en broedgegevens gebruikt van Leo van den Bergh, Jenna Bottema, Joop Buker, Henk Groen, Niko Groen, Ron Mes, Gerard Müskens, Jan Ooteman, Aad van Paassen, Ruud van Veen, Dick Visser, Henk Visser, Rob Vogel, Reinder van der Wal, Douwe van der Werff, Joke Winkelman, Piet Zegers, en nog diverse anderen in het Samenwerkingsverband Waterland. Maten en gewichten van geringde kuikens werden verzameld door W. Altenburg, M. van Aerle, G. Barendse, A.J. Beintema, L.M.J. van den Bergh, B. van den Brink, J. Buker, J. Burgers, B. Dijkstra, B. van Dooren, A. van Egteren, S. Elgersma, H. Esselink, H.E. Fabritius, G. Frank, J. van der Geld, T. van Gent, G. Gerritse, W. Gerritse, G. Gort, B. Hanekamp, S. Hiemstra, A. den Hoed, G. van der Hoek, S. Hoekstra, J. de Jong, D. Jonkers, A. Joosse, J. Kerkhof, J. Keultjes, K. Koopman, Th. Lammers, H.N. Leys, W. Louwsma, H. Luten, J. Mast, G.J.D.M. Müskens, E. Osieck, W. Oudenbeek, A.G. van Paassen, A.L. Pieters, R. Schut, K. Terpstra, A. Timmerman Azn, G. van Tol, G.H. Visser, K. Visser, J. Vlottes, H.A. Vonk, D. de Vries, J.A. de Vries, C.A. van der Wal, J. Walters, R. Wassenaar, J.H.P. Westhof, D. Westra, J. Winkelman, J.J.F.E. de Wilde, J. Wouters en P. Zegers. Waarnemingen aan kuikens, hun voedsel of hun uitwerpselen werden mede verricht door van Leo van den Bergh, Hans Schekkerman, Dick Tensen, Johan Thissen en Henk Visser. Kuikens in gevangenschap werden verzorgd door Ed Hazenbroek en Henk Visser. Bij de bewerking van ringgegevens waren Wout Bakkes, Dineke Beintema, Hans van Biezen, Cajo ter Braak, Gerard Müskens, Hilco van der Voet, Jan Oude Voshaar, Ferjan de Vries en Gerrie Wiegers betrokken. Oude ringgegevens van weidevogelkuikens werden ter beschikking gesteld door de Nederlandse Ringcentrale te Heteren. In de hoofdstukken 7, 8 en 9, 'Weidevogels in Nederland', 'Weidevogels in Europees verband' en'Weidevogels buiten Europa' worden de Nederlandse weidevogels in een nationaal en internationaal kader geplaatst. Eerst passeren de verschillende Nederlandse provincies de revue, daarna wordt de aandacht verlegd naar buiten onze landsgrenzen. Hoe waar is de bewering dat Nederland het enige weidevogelland ter wereld is? Hoe belangrijk zijn de Nederlandse weidevogels in internationaal verband? Recente Nederlandse gegevens op provinciaal niveau zijn ter beschikking gesteld door Janine van den Bosch, Piet Bremer, Jan van Diermen, Gerrit Gerritse, Rob ter Horst, Ben van Os, Kees van Scharenburg, Cees Scharringa, Ran Schols en Gerard van Zuilen. De Europese gegevens zijn vooral gebaseerd op de literatuuroverzichten die als supplementen van het Wader Study Group Bulletin zijn samengesteld door Theunis Piersma en Hermann Hötker. Een vergelijkende studiereis naar de Noordamerikaanse prairiegebieden in 1982 werd gefinancierd door de Van Tienhovenstichting, ZWO en FONA. Mac Greeley (USA) was behulpzaam bij het achterhalen vangegevens over ruimtelijke ordening in de Noordamerikaanse prairie. Hoofdstuk 10, 'Weidevogels ver van huis: drie gevallen', speelt zich eveneens grotendeels af in het buitenland, tijdens trek en overwintering, waarbij vooral aandacht wordt geschonken aan het belang van de Westafrikaanse Sahel voor onze trekvogels. Niet alle soorten worden hier behandeld: slechts drie gevallen - de grutto, de watersnip en de kemphaan - worden uitgediept, ook om te laten zien wat er allemaal nog meer mogelijk is met terugmeldingen van ringen, behalve het plotten van kaartjes met stippen. Bij het onderzoek naar de trek en de overwinteringsgebieden van de grutto waren Wibe Altenburg, Nicola Baccetti, Birgit Beckers, Leo van den Bergh, Jean-Jaques Blanchon, Anne-Marie Blomert, Rob Bijlsma, Nicolien Drost, Gerrit Gerritse, Niko Groen, Tom van der Have, Jan van der Kamp, Thomas Kölsch, Willem Ligtvoet, Peter Meininger, Johannes Melter, Theo Mulder, Gerard Müskens, Eduard Osieck, Alain Sauvage, Wolfgang Schwöppe, Dirk Tanger, Henk Visser, Joke Winkelman, Eddy Wymenga, Piet Zomerdijk, Leo Zwarts en het personeel van de nationale parken en andere overheidsdiensten in Senegal, Mali, Marokko en Tunesië betrokken. Grutto-expedities naar Zuid-Europa en Afrika zijn financieel gesteund door World Wildlife Fund-International, Wereldnatuurfonds-Nederland, het Trekvogelfonds van Natuurmonumenten, het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Van Tienhovenstichting, het Beijerinck-Poppingfonds en de Stichting Internationale Vogelbescherming. De ringgegevens van grutto, kemphaan en watersnip zijn ter beschikking gesteld door de Europese ringcentrales en later door de EURING-databank te Heteren. De kemphaangegevens zijn bewerkt door Gabriëlle van Dinteren, de gruttogegevens grotendeels door Nicolien Drost, de watersnipgegevens voor een belangrijk deel door Gerard Müskens. Hoofdstuk 11 tenslotte geeft een overzicht van de ontwikkelingen in het Nederlandse 'Weidevogelbeleid'. Wat hebben wij in het verleden gedaan om onze weidevogels te beschermen, wat doen wij er nu aan en hoe ziet de toekomst eruit? Dit hoofdstuk is gebaseerd op informatie afkomstig van de Stichting Natuur en Milieu, Natuurmonumenten, Landinrichting en Beheer Landbouwgronden (voorheen DBL), BirdLife International, de Royal Society for the Protection of Birds (RSPB) en Vogelbescherming Nederland. Bij het verzamelen van gegevens op dit gebied zijn Gezina Atzema, Dineke Beintema, Tom de Boer, Maaike Bruggink, Euan Dunn, Astrid van Haren, Dolf Logeman, Aad van Paassen en Debbie Paine behulpzaam geweest. Bij het samenstellen van het literatuuroverzicht hebben Wim ter Keurs, Henk Koffijberg, Kees van Scharenburg, Cees Scharringa en Theo Vestrael bijgedragen. Gezina Atzema, Anne-Marie Blomert, Gerard Boere, Arend Jan van Dijk, Gerard van Dijk, Freek Nijland, Ben van Os, Arie Spaans en Henk Visser hebben commentaren geleverd op eerdere versies van de tekst of delen daarvan. Het grootste deel van de vogelfoto's is gemaakt door Oene Moedt. De foto's van landschappen, agrarisch beheer en weidevogelbescherming zijn voor het merendeel van Danny Ellinger. Hun werk is aangevuld met foto's van diverse andere fotografen. Hun namen staan vermeld in de fotoverantwoording op bladzijde 352.
Advertentienummer: m2105553792