Heemstede in oude ansichten / 1971 Bieden
Streekdrachten
Kostuum en sieraad in Zeeland / 1985
Bieden
Ophalen of Verzenden
230sinds 14 mar. '25, 15:29
Kenmerken
ConditieZo goed als nieuw
Periode20e eeuw of later
Jaar (oorspr.)1985
Beschrijving
Kostuum en sieraad in Zeeland / 1985
De term ‘streekdrachten’ verwijst naar het streekgebonden karakter van de kleding. Aan het begin van de negentiende eeuw werd overal in Zeeland nog een zelfde soort kostuum gedragen, maar in de loop van de negentiende eeuw ontstonden in verschillende gebieden varianten. Uiteindelijk telde Zeeland maar liefst zestien verschillende streekdrachten. Daarbinnen waren er soms nog varianten per dorp of beroepsgroep of kerkelijke gezindte. Al in de tweede helft van de negentiende eeuw begonnen de eerste streekdrachten te verdwijnen. De vrouwendrachten op Walcheren en Zuid-Beveland hielden het langst stand. Nu wonen in Arnemuiden en Westkapelle nog de meeste draagsters van streekdracht. Mannen in dracht zijn er niet meer.
Aan het eind van de achttiende eeuw droegen mannen en vrouwen op het Zeeuwse platteland een zelfde soort kostuum. Dit kostuum was verwant aan de informele kleding van de stedelijke burgerij. Vrouwen gingen gekleed in een jak, beuk (borst- en ruglap) en doek en droegen meerdere rokken over elkaar. Over de bovenste rok ging een schort. Wie extra mooi gekleed wilde gaan, verruilde jak en doek voor een stiklief (keurslijf).
Op het hoofd droegen vrouwen altijd een witte onder- en bovenmuts. De bovenmuts was een hul: een eenvoudige muts die nauw om het hoofd aansluit. Buiten droegen vrouwen op hun muts een grote strohoed.
Mannen gingen gekleed in een kniebroek en een hemdrok, soms met een vest daaroverheen. Om de hals knoopten zij een halsdoek. Buiten droegen ze een jas en op het hoofd een hoed.
In het begin van de negentiende eeuw ontstonden regionale verschillen in de kleding van de Zeeuwse plattelandsbevolking. Dat werd allereerst zichtbaar in de vrouwenmutsen. Vervolgens werden ook wijzigingen aangebracht in de bovenkleding. Rond 1850 was in elke Zeeuwse regio een eigen kostuum tot ontwikkeling gekomen. De kleding van de boeren had zich losgeweekt van de stadse kleding en een eigen stijl gekregen. Soms ontstonden er ook nog afwijkingen per dorp of gingen beroepsgroepen zich onderscheiden.
Op Walcheren verdwijnen momenteel in hoog tempo de twee laatst overgebleven Zeeuwse streekdrachten. Nadat de laatste draagster zal zijn overleden, is deze kleding alleen nog in het museum te zien. Wat een verschil met tweehonderd jaar geleden toen op het hele Zeeuwse platteland streekdrachten werden gedragen. Binnen de Zeeuwse streekdrachten zijn zowel per regio (en soms zelfs plaats) en tijdsperiode als ook per inkomens- en beroepsgroep kenmerkende elementen te onderscheiden.
De term ‘streekdrachten’ verwijst naar het streekgebonden karakter van de kleding. Aan het begin van de negentiende eeuw werd overal in Zeeland nog een zelfde soort kostuum gedragen, maar in de loop van de negentiende eeuw ontstonden in verschillende gebieden varianten. Uiteindelijk telde Zeeland maar liefst zestien verschillende streekdrachten. Daarbinnen waren er soms nog varianten per dorp of beroepsgroep of kerkelijke gezindte. Al in de tweede helft van de negentiende eeuw begonnen de eerste streekdrachten te verdwijnen. De vrouwendrachten op Walcheren en Zuid-Beveland hielden het langst stand. Nu wonen in Arnemuiden en Westkapelle nog de meeste draagsters van streekdracht. Mannen in dracht zijn er niet meer.
Onderdelen van een feestelijk stikliefkostuum, circa 1800, beeldcompositie Katie Heyning (Zeeuws Museum en Zeeuws Museum, collectie KZGW).
Onderdelen van een feestelijk stikliefkostuum, circa 1800, beeldcompositie Katie Heyning (Zeeuws Museum en Zeeuws Museum, KZGW).
Aan het eind van de achttiende eeuw droegen mannen en vrouwen op het Zeeuwse platteland een zelfde soort kostuum. Dit kostuum was verwant aan de informele kleding van de stedelijke burgerij. Vrouwen gingen gekleed in een jak, beuk (borst- en ruglap) en doek en droegen meerdere rokken over elkaar. Over de bovenste rok ging een schort. Wie extra mooi gekleed wilde gaan, verruilde jak en doek voor een stiklief (keurslijf).
Op het hoofd droegen vrouwen altijd een witte onder- en bovenmuts. De bovenmuts was een hul: een eenvoudige muts die nauw om het hoofd aansluit. Buiten droegen vrouwen op hun muts een grote strohoed.
Mannen gingen gekleed in een kniebroek en een hemdrok, soms met een vest daaroverheen. Om de hals knoopten zij een halsdoek. Buiten droegen ze een jas en op het hoofd een hoed.
Portret van Karel Kramer uit Noord-Beveland, schilderij door C. Zwigtman, 1808 (Zeeuws Museum, collectie KZGW). Kramer draagt een grote vilten hoed, een gebloemde halsdoek onder zijn keelknopen en een oorring.
Portret van Karel Kramer uit Noord-Beveland, schilderij door C. Zwigtman, 1808 (Zeeuws Museum, KZGW). Kramer draagt een grote vilten hoed, een gebloemde halsdoek onder zijn keelknopen en een oorring.
Ontwikkeling verschillende drachten
In het begin van de negentiende eeuw ontstonden regionale verschillen in de kleding van de Zeeuwse plattelandsbevolking. Dat werd allereerst zichtbaar in de vrouwenmutsen. Vervolgens werden ook wijzigingen aangebracht in de bovenkleding. Rond 1850 was in elke Zeeuwse regio een eigen kostuum tot ontwikkeling gekomen. De kleding van de boeren had zich losgeweekt van de stadse kleding en een eigen stijl gekregen. Soms ontstonden er ook nog afwijkingen per dorp of gingen beroepsgroepen zich onderscheiden.
Factoren
Voor de ontwikkeling van de Zeeuwse streekdrachten waren vier factoren van belang. De rijkdom en het welvaartspeil van de plattelandsbevolking bepaalden hoeveel geld er aan kleding kon worden uitgegeven. Konden mensen bijvoorbeeld dure stoffen kopen of moesten ze zich tevreden stellen met minder mooie? In de tweede plaats bepaalden de handel en nijverheid in de provincie welke stoffen, sieraden en accessoires er beschikbaar waren. De sociale structuur van de dorpsgemeenschap bepaalde vervolgens of en op welke wijze de mode werd gemaakt. Vaak was het de elite die de toon zette. Sloot de elite zich af van invloeden van buiten, dan kregen ontwikkelingen in de streekdrachten een introvert karakter. Een elite die zich openstelde voor de buitenwereld nam gemakkelijk elementen uit de burgermode over. De streekdrachten zouden zich in deze gebieden anders ontwikkelen. Tenslotte waren de esthetische codes in combinatie met de sociale controle in de dorpsgemeenschap van belang. Wat is mooi, wat is lelijk en hoe worden mensen beoordeeld die zich niet aan die codes houden?
Sieraden zijn belangrijk in de kostuums. Sommige sieraden hebben een praktische functie. Het zilveren oorijzer, dat vrouwen in hun ondermuts spelden, dient om de muts op het hoofd te klemmen. Knopen, spelden en gespen dienen om kledingstukken te sluiten. Opvallend zijn bijvoorbeeld de zilveren broek- en klepstukken waarmee mannen hun broekband en -klep sluiten.
Andere sieraden dienden uitsluitend ter verfraaiing. Vrouwen hangen soms gouden mutsenbellen aan de stukjes die zich aan de voorzijde van het oorijzer bevinden. Ook steken ze gouden spelden in de zijkanten van hun muts. Vrouwen dragen altijd een of meerdere halssnoeren van bloedkoralen, gitten of zwarte kralen. Onder (later boven) de schort gaan een beugeltas en tot ver in de negentiende eeuw een zilveren gerei met naaldenkoker, schaar en puntschede (bestekkoker).
J. De Bree was onderdirecteur van de AMRO Bank Middelburg. Bovenal was hij kenner van Zeeuwse klederdrachten en -zilver. Verschillende malen organiseerde hij shows en tentoonstellingen van antieke en hedendaagse Zeeuwse kostuums. Naast lezingen en artikelen over Zeeuwse klederdrachten en Zeeuws zilver publiceerde hij de standaardwerken ‘Costuum en sieraad in Zeeland' (Lochem 1967) en 'Zeeuws Zilver' (Schiedam 1978). In 1980 ontving hij de Zilveren Anjer.
Titel: Kostuum en sieraad in Zeeland
Auteur: J. de Bree
Hardcover met stofomslag
Utgave Gijberts en van loon, Arnhem /1985
Omvang 185 pagina's
Formaat 15 x 22 cm
Bieden
Excl. verzendkosten (4,95 euro met track & trace)
Categoriën: Streekdracht > Mode > Zeeland >
De term ‘streekdrachten’ verwijst naar het streekgebonden karakter van de kleding. Aan het begin van de negentiende eeuw werd overal in Zeeland nog een zelfde soort kostuum gedragen, maar in de loop van de negentiende eeuw ontstonden in verschillende gebieden varianten. Uiteindelijk telde Zeeland maar liefst zestien verschillende streekdrachten. Daarbinnen waren er soms nog varianten per dorp of beroepsgroep of kerkelijke gezindte. Al in de tweede helft van de negentiende eeuw begonnen de eerste streekdrachten te verdwijnen. De vrouwendrachten op Walcheren en Zuid-Beveland hielden het langst stand. Nu wonen in Arnemuiden en Westkapelle nog de meeste draagsters van streekdracht. Mannen in dracht zijn er niet meer.
Aan het eind van de achttiende eeuw droegen mannen en vrouwen op het Zeeuwse platteland een zelfde soort kostuum. Dit kostuum was verwant aan de informele kleding van de stedelijke burgerij. Vrouwen gingen gekleed in een jak, beuk (borst- en ruglap) en doek en droegen meerdere rokken over elkaar. Over de bovenste rok ging een schort. Wie extra mooi gekleed wilde gaan, verruilde jak en doek voor een stiklief (keurslijf).
Op het hoofd droegen vrouwen altijd een witte onder- en bovenmuts. De bovenmuts was een hul: een eenvoudige muts die nauw om het hoofd aansluit. Buiten droegen vrouwen op hun muts een grote strohoed.
Mannen gingen gekleed in een kniebroek en een hemdrok, soms met een vest daaroverheen. Om de hals knoopten zij een halsdoek. Buiten droegen ze een jas en op het hoofd een hoed.
In het begin van de negentiende eeuw ontstonden regionale verschillen in de kleding van de Zeeuwse plattelandsbevolking. Dat werd allereerst zichtbaar in de vrouwenmutsen. Vervolgens werden ook wijzigingen aangebracht in de bovenkleding. Rond 1850 was in elke Zeeuwse regio een eigen kostuum tot ontwikkeling gekomen. De kleding van de boeren had zich losgeweekt van de stadse kleding en een eigen stijl gekregen. Soms ontstonden er ook nog afwijkingen per dorp of gingen beroepsgroepen zich onderscheiden.
Op Walcheren verdwijnen momenteel in hoog tempo de twee laatst overgebleven Zeeuwse streekdrachten. Nadat de laatste draagster zal zijn overleden, is deze kleding alleen nog in het museum te zien. Wat een verschil met tweehonderd jaar geleden toen op het hele Zeeuwse platteland streekdrachten werden gedragen. Binnen de Zeeuwse streekdrachten zijn zowel per regio (en soms zelfs plaats) en tijdsperiode als ook per inkomens- en beroepsgroep kenmerkende elementen te onderscheiden.
De term ‘streekdrachten’ verwijst naar het streekgebonden karakter van de kleding. Aan het begin van de negentiende eeuw werd overal in Zeeland nog een zelfde soort kostuum gedragen, maar in de loop van de negentiende eeuw ontstonden in verschillende gebieden varianten. Uiteindelijk telde Zeeland maar liefst zestien verschillende streekdrachten. Daarbinnen waren er soms nog varianten per dorp of beroepsgroep of kerkelijke gezindte. Al in de tweede helft van de negentiende eeuw begonnen de eerste streekdrachten te verdwijnen. De vrouwendrachten op Walcheren en Zuid-Beveland hielden het langst stand. Nu wonen in Arnemuiden en Westkapelle nog de meeste draagsters van streekdracht. Mannen in dracht zijn er niet meer.
Onderdelen van een feestelijk stikliefkostuum, circa 1800, beeldcompositie Katie Heyning (Zeeuws Museum en Zeeuws Museum, collectie KZGW).
Onderdelen van een feestelijk stikliefkostuum, circa 1800, beeldcompositie Katie Heyning (Zeeuws Museum en Zeeuws Museum, KZGW).
Aan het eind van de achttiende eeuw droegen mannen en vrouwen op het Zeeuwse platteland een zelfde soort kostuum. Dit kostuum was verwant aan de informele kleding van de stedelijke burgerij. Vrouwen gingen gekleed in een jak, beuk (borst- en ruglap) en doek en droegen meerdere rokken over elkaar. Over de bovenste rok ging een schort. Wie extra mooi gekleed wilde gaan, verruilde jak en doek voor een stiklief (keurslijf).
Op het hoofd droegen vrouwen altijd een witte onder- en bovenmuts. De bovenmuts was een hul: een eenvoudige muts die nauw om het hoofd aansluit. Buiten droegen vrouwen op hun muts een grote strohoed.
Mannen gingen gekleed in een kniebroek en een hemdrok, soms met een vest daaroverheen. Om de hals knoopten zij een halsdoek. Buiten droegen ze een jas en op het hoofd een hoed.
Portret van Karel Kramer uit Noord-Beveland, schilderij door C. Zwigtman, 1808 (Zeeuws Museum, collectie KZGW). Kramer draagt een grote vilten hoed, een gebloemde halsdoek onder zijn keelknopen en een oorring.
Portret van Karel Kramer uit Noord-Beveland, schilderij door C. Zwigtman, 1808 (Zeeuws Museum, KZGW). Kramer draagt een grote vilten hoed, een gebloemde halsdoek onder zijn keelknopen en een oorring.
Ontwikkeling verschillende drachten
In het begin van de negentiende eeuw ontstonden regionale verschillen in de kleding van de Zeeuwse plattelandsbevolking. Dat werd allereerst zichtbaar in de vrouwenmutsen. Vervolgens werden ook wijzigingen aangebracht in de bovenkleding. Rond 1850 was in elke Zeeuwse regio een eigen kostuum tot ontwikkeling gekomen. De kleding van de boeren had zich losgeweekt van de stadse kleding en een eigen stijl gekregen. Soms ontstonden er ook nog afwijkingen per dorp of gingen beroepsgroepen zich onderscheiden.
Factoren
Voor de ontwikkeling van de Zeeuwse streekdrachten waren vier factoren van belang. De rijkdom en het welvaartspeil van de plattelandsbevolking bepaalden hoeveel geld er aan kleding kon worden uitgegeven. Konden mensen bijvoorbeeld dure stoffen kopen of moesten ze zich tevreden stellen met minder mooie? In de tweede plaats bepaalden de handel en nijverheid in de provincie welke stoffen, sieraden en accessoires er beschikbaar waren. De sociale structuur van de dorpsgemeenschap bepaalde vervolgens of en op welke wijze de mode werd gemaakt. Vaak was het de elite die de toon zette. Sloot de elite zich af van invloeden van buiten, dan kregen ontwikkelingen in de streekdrachten een introvert karakter. Een elite die zich openstelde voor de buitenwereld nam gemakkelijk elementen uit de burgermode over. De streekdrachten zouden zich in deze gebieden anders ontwikkelen. Tenslotte waren de esthetische codes in combinatie met de sociale controle in de dorpsgemeenschap van belang. Wat is mooi, wat is lelijk en hoe worden mensen beoordeeld die zich niet aan die codes houden?
Sieraden zijn belangrijk in de kostuums. Sommige sieraden hebben een praktische functie. Het zilveren oorijzer, dat vrouwen in hun ondermuts spelden, dient om de muts op het hoofd te klemmen. Knopen, spelden en gespen dienen om kledingstukken te sluiten. Opvallend zijn bijvoorbeeld de zilveren broek- en klepstukken waarmee mannen hun broekband en -klep sluiten.
Andere sieraden dienden uitsluitend ter verfraaiing. Vrouwen hangen soms gouden mutsenbellen aan de stukjes die zich aan de voorzijde van het oorijzer bevinden. Ook steken ze gouden spelden in de zijkanten van hun muts. Vrouwen dragen altijd een of meerdere halssnoeren van bloedkoralen, gitten of zwarte kralen. Onder (later boven) de schort gaan een beugeltas en tot ver in de negentiende eeuw een zilveren gerei met naaldenkoker, schaar en puntschede (bestekkoker).
J. De Bree was onderdirecteur van de AMRO Bank Middelburg. Bovenal was hij kenner van Zeeuwse klederdrachten en -zilver. Verschillende malen organiseerde hij shows en tentoonstellingen van antieke en hedendaagse Zeeuwse kostuums. Naast lezingen en artikelen over Zeeuwse klederdrachten en Zeeuws zilver publiceerde hij de standaardwerken ‘Costuum en sieraad in Zeeland' (Lochem 1967) en 'Zeeuws Zilver' (Schiedam 1978). In 1980 ontving hij de Zilveren Anjer.
Titel: Kostuum en sieraad in Zeeland
Auteur: J. de Bree
Hardcover met stofomslag
Utgave Gijberts en van loon, Arnhem /1985
Omvang 185 pagina's
Formaat 15 x 22 cm
Bieden
Excl. verzendkosten (4,95 euro met track & trace)
Categoriën: Streekdracht > Mode > Zeeland >
Advertentienummer: m2245676524
Populaire zoektermen
hoeksche waard in Geschiedenis & Regiomemo geschiedenisgeschiedenis werkplaats in Schoolboekenach lieve tijd in Geschiedenis & Regiogeschiedenis en samenlevingstad van axensamengevat geschiedenis havosamengevat geschiedenis in Boekendonald duck 1985 waardestad van beenderenkaart zeelandbasiskennis geschiedenis in Studie en Cursusgeschiedenis boek middelbare schoolstad van hemelse vlammenvouwwagen 5 personenplaymobil 9255nike spiridontreservw velgen 16 inchmercedes a35 amg in Auto-onderdelenbmw 1 serie leren bekledingcognitieve therapie theorie en praktijktv partij in Audio, Tv en Fotowerkschoenen maat 43 emma