Originele eikenhouten armstoel in Louis-XIII/Barok-revival (met barley-twist poten en regels, gesneden armleggers, genagelde damastbekleding), circa 1880–1910.

Geweven juten singels (de kruislingse banden onder de zitting): dat is een klassiek kenmerk van ambachtelijke stoffering uit de late 19e tot vroege 20e eeuw. Bij moderne reproducties zie je vaak schuimplaten of nietwerk, maar hier is het nog gespannen en met spijkers bevestigd.

Gedraaide eiken regels met lichte ouderdomssporen: het hout heeft die typische oxidatie (donkerpatina in de groeven, lichtere vlakken op contactpunten)

Geen industriële schroeven of metalen hoeken zichtbaar: alles duidt op pen-en-gatverbindingen met houten deuvels of originele handnagels — weer typisch voor ambachtelijke meubelbouw uit die tijd.