Wacht en Visscherij op de Lutine - Bodegraven 1874

Ondertekend door W. H, TER MEULEN, te Bodegraven. Ondernemer. 

Naam: Wacht en Visscherij op de Lutine
Type: obligatie 
Nominaal: f 100
Plaats: Bodegraven
Uitgiftedatum: 1874
Coupons: Nee
Kwaliteit: F, twee keer gevouwen, veel vlekjes

NEGOTIATIE GROOTf 200 000 ten behoeve van eene WACHT EN VISSCHERIJ OP DE LUTINE. W. H, TER MEULEN, te Bodegraven. Ondernemer. J. O. H. ARNTZENIUS, Kapt. t/z. en Adjudant van Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden, te ’s Gravenhage. W. F. A. BEIJERINCK, Directeur der Maatschappij De Atlas, te Amsterdam, Mr. J. A. YAN EYK, Advocaat, te Amsterdam. G. J. ESCHAUZIER, Particulier, te ’s Gravenhage. C, A. A, DUDOK DE WIT, Makelaar, te Amsterdam. Commissarissen. Ecrnte Serie groot ƒ5O 000, verdeeld in 500 Obllgatiën van ƒlOO, het bedrag te storten in vijfjaren ƒ per jaar. De Tweede Serie mag volgens voorwaarden eerst over vijf jaren uitgegeven worden, zoo de üüxnloitatie der hutine dan nog niet is afgeloopen. * ledere Obligatie geeft recht op ƒ 100 uit elk Millioen dat binnen 20 jaren uit de Luline geborgen wordt. Het recht vangt aan terstond na de eerste storting. De waarde die waarschijnlijk nog inde hutine aanwezig is, bedraagt ongeveer Dertien Miilioen

De grondwet 12-09-1886
In 1874 werd door den heer B. ter Meulen te Bodegraven persoonlijk eene geldleening aangegaan ten behoeve van de „Wacht en visscherij op de Lutine", groot f 200,000, verdeeld in aandeelen van f 100, en uit te geven in 4 serieën, ieder van ƒ50,000. Deze leening zoude zijn renteloos, en het eenmaal gestorte kapitaal zoude niet kunnen worden teruggevraagd; de bewijzen van aandeel evenwel zouden, gedurende 20 jaren na de uitgifte van iedere serie, het recht geven op eene uitkeering van 100 pet. per aandeel voor ieder millioen dat aan waarde uit het wrak der Lutine zou worden opgehaald. Voor onderdeelen van een millioen zou eene evenredige uitkeering plaats vinden. „Slechts één serie van ƒ 50,000 is geplaatst en wel in 1874, zoodat de houders ran bewijzen van aandeelen in deze geldleening tot het jaar 1894 de kans hebben, een deel van den schat, die zich nog in het wrak van de Lutine bevindt, en die op circa 12 millioen wordt geraamd meester te worden. „Daar de heer B. ter Meulen nu gecontracteerd heeft met de reederijen van twee stoomschelpzuigers, die trachten te bergen wat er nog in het wrak aanwezig is, en er met deze machines reeds uitkomsten verkregen zijn, welke recht schijnen te geven tot gunstige verwachtingen ten aanzien van den verderen uitslüg der onderneming, is voor de houders der bewijzen van aandeel de kans op eene uitkeering in den laatsten tijd vrij groot geworden. „Twee opmerkingen mogen evenwel niet achterwege blijven: 1°. aangezien de geldleening door één persoon is aangegaan, is Let mogelijk dat bij diens overlijden de erfgenamen zijne verplichtingen niet overnemen, en 2°. is het denkbaar dat de geldleener zich van het doen van uitkeeringen ontslagen acht, omdat de te verwachten resultaten niet zullen verkregen worden met het geld, door de aandeelhouders in de leening van 1874 gestort. De eerste 50,000
gulden toch waren in 1880 reeds geheel verbruikt. „

Bekijk ook mijn andere advertenties.