Afdruk 2 tekeningen v.Toine Moerbeek, Ped. Academie Ou'bosch

Zie omschrijving
Ophalen of Verzenden
230sinds 27 mei. '25, 13:04
Deel via
of

Beschrijving

-----Afdruk 2 tekeningen vanToine Moerbeek, Pedagogische Academie Oudenbosch, schoolkrant 1968.

Graag uw bod. (Roosendaal)

----Toine Moerbeek, stilleven 1971, afmeting 12,5 bij 11 cm.

Fijnschilderen.

In passe partout (45 bij 36 cm)

In perfecte staat.

Uniek.

220 euro. 

----"Amour en Colonel", J.N. Gorter,

afm.beeld 74 bij 50 cm.
afm. met lijst 100 bij 75 cm.

Gemengde techniek.

In perfecte staat.

375 euro

----Nieuwe Grondtekening der Stad Oudewater,

Isaac Tirion, 1749, kopergravure, 17 x 17 cm.

Antieke gravure, met originele vouwlijn.

In perfecte staat!

50 euro.

----Kleine ets "Vrouw bij de waterpomp",

beeld 11,5x8,2 cm.
papier 17,5 bij 13 cm.

Perfect!

25 euro.

-----Originele, antieke potloodtekening, gesigneerd:

C.H.J. Dijk

Effect de vent.

Afmeting beeld 24,5 x 20 cm.

Enkele ouderdomsvlekjes.

30 euro.

-----Antieke tekening, potlood Pieter Frans Poelman,

kader inkt, gesigneerd.

Origineel! Geen afdruk!

60 euro.

Pieter Frans Poelman (Gent, 7 februari 1801 – aldaar, 9 augustus 1826) was een Vlaams kunstschilder uit de romantiek, gespecialiseerd in stadsgezichten.

Poelman heeft een plaats in de groep Belgische veduteschilders van de romantiek: Pieter-Frans de Noter (1779-1842), Serafin Vermote (1788-1837), Frans Vervloet (1795-1872), François Bossuet (1798-1889), Yvon-Ambroise Vermeersch (1810-52), die korte tijd leerling van Poelman was in Gent, François Stroobant (1819-1916) en François Boulanger (1819-84).
Net als bij zijn collega's lag Poelmans verdienste op het terrein van het schilderen van stadsgezichten die getuigen van een romantische, pittoreske visie en een uitstekende schilderstechniek verraden. Zijn stadsgezichten hebben een grote iconografische waarde verworven. Naast vedute en interieurs schilderde Poelman ook portretten.

Hij debuteerde in 1817 met een kopie van een 17de-eeuws stilleven. Poelman was met zijn werken ook aanwezig in de zogenaamde "Salons", groepstentoonstellingen van levende kunstenaars, zowel in de Franse als deze in "België" (al ontstond België als dusdanig pas in 1830) en die geïnspireerd waren op de Franse salons. Vooral die van Gent, Antwerpen, Brussel, en de "Nederlandse" pendants in Amsterdam en Haarlem waren van belang, al waren ze in Poelmans tijd nog niet zo belangrijk en uitgebreid als in de tweede helft van de eeuw.
In het Gentse Salon van 1823 toonde Poelman een "Gezicht op de Rue de Nimy in Mons" en in dat van 1824 te Brussel een "Gezicht op het Stadhuis van Oudenaarde"; het laatste werk werd toen aangekocht voor de Rijksverzameling van Kunstwerken van Moderne Meesters, gevestigd in het paviljoen "Welgelegen" te Haarlem (in 1885 in het Rijksmuseum te Amsterdam geïncorporeerd).
Zijn deelnames aan de "Tentoonstellingen van Levende Meesters" zijn als volgt: "Gezicht op de overblijfsels van de Heilig Bloedkapel in Brugge" (Amsterdam, 1824), "Gezicht van de Sint-Michielsgracht en de Predikherenbrug te Gent" (Amsterdam, 1824), "Een gasthuis nabij Gent met krijgsgevangenen" (Haarlem, 1825), "Interieur van een kerk in Henegouwen" (Haarlem, 1825), "Gezicht op een stadspoort" (postuum ingediend in Amsterdam 1831 door ene J.d.V.)
En in de Noord-Franse Salons –ook nog postuum: "Kerkinterieur met Spaanse personages" (Rijsel (Lille) 1822), "De Korenmarkt en de Sint-Niklaaskerk te Gent" (Rijsel (Lille) 1825), "Kerkgebouw", "Ambulance van de Kozakken" en "Korenmarkt in Gent" (Douai 1827), "Ambulance van de Kozakken" en "Korenmarkt in Gent" (Douai, 1829).
Henri Hymans citeert ook nog een "Gezicht op de Sint-Michielskerk en omgeving te Gent" (1820).

-----Lodovico Guicciardini,
antiek plan Charlemont, 1612,
mooi!

25 euro.

Stadsplattegrond van de Franse vesting Charlemont bij Givet. Kopergravure uit "Beschryvinghe van alle de Neder-landen anderssins ghenoemt Neder-Duytslandt", uitgegeven door Willem Blaeu, Amsterdam.

-----Plan Charle-Mont, J. Harrewijn, 1720,
beeld 18 X 14 cm.
Originele vouwlijnen.
Mooi!
Dit plan komt van Delices de Pays Bas.
Op de kaart zijn de stad en de Maas te zien
In 1697 werd dit werk voor het eerst uitgegeven door JB-Christyn (kopie in 1700) en voltooid door pater Foppens, die vier edities publiceerde: 1711, 1713, 1720 en 1743.
Later, in 1769 en 1786, publiceerde H. Griffet hetzelfde werk opnieuw.

15 euro.

-----Antieke plattegrond Charle Roy (Charleroi in België), 1720,
J. Harrewijn
afbeelding 18 X 14 cm.
In perfecte staat.
20 euro.

Deze gravure komt uit Delices de Pays Bas.
Op de kaart staat de stad Charleroi
Dit werk is in 1697 gemaakt door J-B- Christyn (nog eens uitgegeven in 1700) en gecompleteerd door Fr Foppens, die vier edities heeft uitgegeven: 1711, 1713, 1720 en 1743.
Daarna heeft H. Griffet nog in 1769 en 1786 hetzelfde werk uitgegeven.

----Originele, antieke gravure Cimai,
Guicciardini, 1613, afb. 17 x 12 cm
in mooie staat.
25 euro.

Lodovico Guicciardini, (Florence, 1521 – Antwerpen, 1589) was een Italiaans-Nederduitse koopman, humanist en geschiedschrijver.
Hij is vooral bekend door zijn geschiedschrijving over de toenmalige Nederlanden: Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore (1567, te Antwerpen door Willem Silvius). Dit werk werd 33 maal uitgegeven binnen één eeuw. Het werd vertaald in het Duits door Daniël von Federmann von Hemmingen (Niderlands Beschreibung etc., Bazel 1580), in het Frans (1582, uitgave Plantijn), en Overgheset in de Nederduytsche Spraecke door Cornelius Kiliaan en P. van den Berghe (Montanus) onder de titel Beschryvinghe van alle de Nederlanden, anderssins ghenoemt Neder-Duytslandt door M. Lowijs Guicciardyn, edelman van Florencen te Amsterdam bij Willem Jansz. (Blaeu) (1612) en ook in het Engels (1593), Latijn (1613) en Spaans (1622).
De laatste uitgave was in 1662, een Nederlandstalige editie door Jacob van Meurs. Deze was min of meer gelijk aan de uitgave van Janssonius uit 1652.
De boeken van Guicciardini werden geïllustreerd met kaarten, stadsgezichten en plattegronden. Diverse bekende graveurs werkten mee aan de prenten, o.a. Kaerius en Visscher. De stadsgezichten en plattegronden vertonen veel gelijkenissen met de prenten in de stedenboeken van Braun & Hogenberg. Dit is te verklaren door gebruikmaking van hetzelfde bronmateriaal, o.a. het werk van Jacob van Deventer.

----Lykstatie van den Paus, Hendrik Elandt, 1700, hoogte 307 mm x breedte 335 mm.

Pauselijke begrafenisstoet.

Origineel: antieke Meesterprint!

Zeldzaam. Het Rijksmuseum bezit een exemplaar.

140 euro.

Antieke prent, getiteld: 'Lykstatie van den Paus', ('Begrafenisstoet van de Paus'). Processie gewijd aan de dood van een paus. In het midden van een lange stoet van bereden figuren en kardinalen staat de baar met de paus.
Zeldzaam.
Gepubliceerd ca. 1700-1705. Kunstenaars en graveurs: Gegraveerd door Hendrik Elandt naar een anonieme kunstenaar. Hendrik Elandt (ca. 1640-1705) was een Nederlandse graveur. Er is heel weinig over zijn leven bekend.

-----Het grav moniken kloster in platte form na het leeven, 1578.

Dit zy die maten ende voeten daer deese teghen woerdighe Ichnograpia ofte gront int clein na aduenant het groot tegenwoedich weesende meede ghemeeten is.

Plattegrond Minderbroederklooster, gedeelte Amsterdam, met S. Antonis Poort, D Stadt Graft, t Kruit Hof, Barren Steech, Den Burich wal, De Stadt vest.

Plattegrond van het Minderbroedersklooster te Amsterdam, 1578, anoniem, naar Joost Jansz. Bilhamer, 1729

Papier 37,5 bij 32 cm.
Beeld 29,5 bij 28 cm.

In perfecte staat!

Het Rijksmuseum bezit een exemplaar.

65 euro.

In 1462 wordt het klooster van Minderbroeders Franciscanen in Amsterdam gesticht. In het begin krijgen ze door zielzorg en prediking een grote invloed onder de bevolking. Maar in de 16e eeuw, met de opkomst van het protestantisme zijn het vooral de minderbroeders die zich heftig tegen deze ‘ketterij’ verzetten. Naarmate het protestantisme meer veld wint onder de burgers slaat de achting voor deze broeders om in minachting en zelf tot afkeer en haat. Ze worden verdacht te heulen met de Spaansgezinde bestuurders en houden met hen een zogenaamde ‘bloedmaaltijd’ nadat er weer enkele ketters op de brandstapel zijn gebracht.

De haat komt tot een hoogtepunt op 26 september 1566 wanneer het klooster tijdens de beeldenstorm wordt geplunderd en de broeders worden verjaagd. De protestanten nemen de kerk voor zichzelf in bezit maar dat is van korte duur. Al in 1567 wordt de situatie hersteld en keren de minderbroeders terug in hun klooster. Met de alteratie van Amsterdam, op 26 mei 1578, wanneer de stad de kant van Willem van Oranje kiest, worden de overgebleven broeders uit hun klooster gehaald en uit de stad verbannen. In 1588 besluit het stadsbestuur het klooster geheel af te breken en straten over het terrein te leggen.

----Plegtige Ommegang te SCHERPENHEUVEL ter eere van de Lieve vrouwe.

Amsterdam, Jan Caspar Philips, 1737

plaatrand: hoogte 177 mm × breedte 294 mm.

Met originele vouwlijnen.

Gezicht op Scherpenheuvel en de Onze Lieve Vrouw Kerk. Vanuit de stad wandelen gelovigen in een processie naar het Mariabeeld. Vier mannen knielen in aanbidding voor de Maagd Maria.

Originele antieke gravure.

Het Rijksmuseum bezit een exemplaar.

70 euro

-----The CITY of Loango

"Plaat XVII" in Thomas Astley, A New General Collection of Voyages and Travels, vol. 3 (Londen: Thomas Astley, 1745-1747) tegenover p. 215.

Afgeleid van Olfert Dapper, Beschrijving de l'Afrique. . . Met kaarten en figuren in taille-douce. . . Traduité du Flamand, 1e druk. (Amsterdam: Wolfgang & Co., 1686), tussen pp. 320 en 321.

Deze gravure beeldde de haven van Loango af langs de kust van Loango, inclusief een koninklijk paleis, residenties van vrouwen, wijnhuis, banketzaal en tuinen. Sommige gevangenen stonden op het punt geëxecuteerd te worden in de rechter benedenhoek. Thomas Astley (overleden in 1759) was een Britse boekhandelaar en uitgever die nooit naar Afrika ging. Zijn denkbeeldige locaties en illustraties van Afrika werden geïnformeerd door een bibliotheek met reisboeken die hij tot zijn beschikking had. Astley haalde deze afbeelding uit het werk van Olfert Dapper (1636–1689), een Nederlandse arts en schrijver. Hij schreef over wereldgeschiedenis en geografie, hoewel hij nooit buiten Nederland reisde. In een geïnformeerde bespreking van Dapper als historische bron legt Adam Jones uit dat er vrijwel geen bewijs is dat "Dapper veel interesse had in wat voor soort visueel materiaal zijn tekst moest begeleiden, en dat het de uitgever, Van Meurs, was die waarschijnlijk alle gravures zelf deed." Zelfs al zijn deze afbeeldingen gebruikt als historisch bewijs in moderne werken, Jones concludeert dat "weinig van de platen waarop mensen en artefacten staan afgebeeld van enige waarde zijn... [en] uitsluitend voortkwamen uit de verbeelding van Van Meurs" (zie "Decompiling Dapper: A Preliminary Search for Evidence," History in Africa 17 (1990): p. 187-190).

Deze fraaie, originele antieke prent met kopergravure, uitzicht op de stad Mbanza Loango in het prekoloniale Afrikaanse koninkrijk Loango - nu onderdeel van het westelijke deel van de Republiek Congo - door Jakob van Schley in 1755 - naar Olfert Dapper - werd gepubliceerd in Antoine François Prevosts 15 delen van Histoire Generale des Voyages, geschreven door Prevost en andere auteurs tussen 1746-1789.

Met originele vouwlijnen.

Afmeting gravure 41 bij 26 cm. Beeld 33,5 bij 24,5 cm.

Olfert Dapper (1639-1689)
was een Nederlandse arts en geleerde die zich toelegde op historische en geografische studies.
Hij produceerde verschillende prachtig geïllustreerde volumes waarin hij reizen in Afrika, Azië, Klein-Azië en het Midden-Oosten beschreef, waarbij hij putte uit de meest betrouwbare ooggetuigenverslagen en zijn eigen bibliotheek met reisboeken. Zijn werken waren gezaghebbend en erg populair, en vooral opmerkelijk vanwege hun uitstekende illustraties en kaarten.

85 euro.

Het koninkrijk Loango was een prekoloniale Afrikaanse staat, van ongeveer de 16e tot de 19e eeuw in wat nu het westelijke deel van de Republiek Congo is. Gelegen ten noorden van het machtigere koninkrijk Kongo, strekte de invloed van Loango zich op zijn hoogtepunt in de 17e eeuw uit van Kaap Sint-Catharina in het noorden tot bijna de monding van de Congostroom.
Loango exporteerde koper naar de Europese markt en was een belangrijke producent en exporteur van stoffen.
De Engelse reiziger Andrew Battel, toen hij daar rond 1610 was, schreef dat de voorganger van de naamloze koning die toen regeerde "Gembe" of Gymbe (gemoderniseerd als Njimbe) heette, mogelijk de stichter van het koninkrijk. Met de dood van koning Buatu in 1787 is de opvolging van het leiderschap onzeker.
Het koninkrijk is zeker ten einde gekomen met de Conferentie van Berlijn (1884-1885) uiterlijk, toen Europese koloniale machten het grootste deel van Centraal-Afrika onder elkaar verdeelden.
De oorsprong van het koninkrijk is onduidelijk. De oudste complexe samenleving in de regio was in Madingo Kayes, dat al in de eerste eeuw na Christus een nederzetting met meerdere locaties was. Op dit moment is archeologisch bewijs te schaars om veel meer te zeggen over ontwikkelingen tot het einde van de vijftiende of het begin van de zestiende eeuw.
Loango wordt niet genoemd in vroege reizigersverslagen van de regio, noch wordt het genoemd in de titels van koning Afonso I van Kongo in 1535, hoewel Kakongo, Vungu en Ngoyo, de zuidelijke buren. Het is daarom onwaarschijnlijk dat er een grote macht was aan de kust van Centraal-Afrika ten noorden van de Congostroom.
De vroegste verwijzing naar Loango in een documentaire bron is een vermelding rond 1561 door Sebastião de Souto, een priester in Kongo, dat koning Diogo I (1545-61) missionarissen stuurde om Loango tot het christendom te bekeren. Duarte Lopes, ambassadeur van Kongo bij de Heilige Stoel in Rome in 1585, vertelde dat "Loango een vriend is van de koning van Congo en er wordt gezegd dat hij in het verleden een vazal was" wat overeenkomt met Loango's afkomst uit Kakongo, een vazal van Kongo.
Nederlandse bezoekers legden het eerste traditionele verslag van de oorsprong van het koninkrijk vast in de jaren 1630 of 1640. In hun verslag, zoals gerapporteerd door de geograaf Olfert Dapper, werd de regio waar Loango zou worden gebouwd bevolkt door een aantal kleine politieke entiteiten, waaronder Mayumba, Kilongo, Piri en Wansi, "elk met hun eigen leider" die "oorlog met elkaar voerden". Hij legde vast dat de stichter van Loango, die pochte afkomstig te zijn uit het district in Nzari in het kleine kustkoninkrijk Kakongo, zelf een vazal van Kongo, over al zijn rivalen zegevierde door het behendige gebruik van allianties om degenen te verslaan die zich tegen hem verzetten, met name Wansa, Kilongo en Piri, waarvan de laatste twee twee oorlogen nodig hadden om te onderwerpen. Toen dit echter eenmaal was bewerkstelligd, gaven een aantal meer noordelijke regio's, waaronder Docke en Sette, zich vrijwillig over. Nadat hij de verovering had voltooid, trok de nieuwe koning noordwaarts en nadat hij op verschillende plaatsen nederzettingen had gesticht, bouwde hij uiteindelijk zijn hoofdstad in Buali in de provincie Piri (waar de etnische naam "Muvili" uiteindelijk van is afgeleid).
De Engelse reiziger Andrew Battel schreef toen hij daar was rond 1610, dat de voorganger van de naamloze koning die toen regeerde "Gembe" of "Gymbe" heette (gemoderniseerd als "Njimbe"). Een Nederlandse beschrijving die in 1625 werd gepubliceerd, zei dat een heerser die enige tijd voor die datum was overleden, 60 jaar had geregeerd en dus rond 1565 de troon had overgenomen. De documentaire chronologie maakt het dus zeer waarschijnlijk dat Njimbe de stichter en eerste heerser was die in de tradities wordt genoemd, en deze veronderstelling wordt ondersteund door tradities die rond 1890 zijn vastgelegd door RE Dennett, die Njimbe ook noemde als de eerste heerser.
Op basis van latere tradities uit de negentiende en twintigste eeuw die de stichting van Loango met die van Kongo verbonden, stelde Phyllis Martin een veel eerdere stichting voor, de late veertiende of vroege vijftiende eeuw. Ze betoogt vervolgens dat de afwezigheid van Loango in vroege titels van de koning van Kongo bewijst dat Loango op dat moment al onafhankelijk was.
Njimbe had een opvolgingsregel gecreëerd die rond 1600 van kracht was, waarin de koning het bevel over vier provincies gaf aan leden van zijn familie, genaamd de provincies Kaye, Boke, Selage en Kabango, en de koning moest worden gekozen uit een rotatie tussen hen. Toen de koning stierf, nam de heerser van Kaye het over, zoals hij inderdaad deed in de opvolging vóór 1624, en als de regel werd gevolgd, nam de heerser van Boke zijn plaats in; de andere twee provinciale heersers kwamen ook naar voren en de koning benoemde een nieuwe heerser voor Kabango.
In 1663 werd de toen regerende koning door de Italiaanse kapucijner priester Bernardo Ungaro gedoopt tot Afonso, maar er was aanzienlijke tegenstand vanuit het land en toen hij stierf, nam een niet-christen het over, maar deze werd in 1665 zelf omvergeworpen door een van de christelijke partij. Deze burgeroorlog duurde nog steeds voort in de jaren 1670. Na deze burgeroorlog vluchtten een aantal leden van de christelijke partij naar naburige gebieden, waarvan er een, bekend in de geschiedenis als Miguel da Silva, tot heerser van Ngoyo werd gekozen en daar in 1682 regeerde.
Toen Nathaniel Uring, een Engelse koopman, in 1701 naar Loango kwam om handel te drijven, meldde hij dat de koning was overleden en dat de macht van het bestuur in handen was van de "Koningin of oppergouvernante van dat land", genaamd "Mucundy" en met wie hij te maken had alsof hij met de heerser te maken had.[20] Deze titel verwees naar een vrouw met een vaste rol in het bestuur als toezichthouder op vrouwenzaken.
Er gingen vele jaren voorbij voordat we een nieuwe momentopname van Loango's regering kregen; gedurende deze tijd lijken de regels van opvolging, formeel of informeel, te zijn veranderd. Toen de Franse missionarissen onder leiding van Abbé Liévin-Bonaventure Proyart in 1766 naar Loango kwamen, merkten ze op dat er geen duidelijke opvolging van de troon was, dat iedereen die geboren was uit een persoon die als prinses werd beschouwd (alleen vrouwelijke opvolging deed ertoe) naar de troon kon streven. Bovendien was de dood van een koning reden voor een vaak lang interregnum; de koning die in 1766 regeerde, was pas na een interregnum van zeven jaar aan de macht gekomen, gedurende welke tijd de zaken van het land werden beheerd door een regent genaamd Mani Boman. De Mani Boman werd tijdens zijn leven door de koning benoemd. Meestal werden er twee benoemd om de eventualiteit van de dood van een van de twee te dekken. Zij ontvingen op hun beurt de petities van een aantal geschikte kandidaten voor de troon.
Uiteindelijk kwamen de kiezers van het koninkrijk, die de functies bekleedden die door de overleden koning waren aangesteld, bijeen om te beslissen over de volgende koning. In theorie, zoals de oude grondwet voorschreef, benoemde de koning ook zijn opvolger en plaatste hem als heerser van Kaye, om hem bij zijn dood op te volgen, maar omdat er zoveel onenigheid was over wie de positie zou moeten bekleden, stierf de overleden koning zonder een Ma-Kaye te benoemen.
Historicus Phyllis Martin beweert dat de buitenlandse handel van het land sommige leden van de adel had verrijkt vóór anderen en zo druk had uitgeoefend op de oudere grondwet, omdat rijkere opkomende prinsen hun zaak naar voren brachten. Ze betoogt dat belangrijke leden van de raad mensen waren die hun posities hadden verkregen door contact met buitenlandse handel, met name de slavenhandel, en dat ze de macht waren gaan delen met de koning. Ze veronderstelt dat deze verandering in relatieve macht de raad in staat stelde de koning te domineren door steeds langere interregna af te dwingen. In feite werd er na de dood van koning Buatu in 1787 gedurende meer dan 100 jaar geen koning gekozen. Echter, tot op zekere hoogte bleef het koninklijk gezag in handen van een persoon met de titel Nganga Mvumbi (priester van het lijk) die toezicht hield op het lichaam van de dode koning die wachtte op begrafenis. Verschillende van deze Nganga Mvumbi volgden elkaar op in de late achttiende en door de negentiende eeuw heen.
Advertentienummer: m2272603613